125 Jaar
03-09-2024 Fase 1 Online
13-08-2024 Online 1940-1945
13-07-2024 2023-2024 Online
13-06-2024 1939-1940 Online
13-05-2024 1938-1939 Online
13-04-2024 1937-1938 Online
Volgende wedstrijd
Vrij. 18-10-2024 - 20u45
Stedelijk Olympisch Stadion
Beerschot V.A. - R.S.C. Anderlecht
Beerschot V.A. - Beerschot V.A.
Speeldag 11
Jupiler Pro League 1A

Statistieken
Spelers:939
Tegenspelers:12501
Clubs:477
Wedstrijden:4911
-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-+-
Wedstrijd van de dag...
Vandaag... 79 jaar geleden.
14-10-1945
Ere Afdeling
R. Berchem Sport - R. Beerschot A.C.
Royal Berchem Sport Royal Beerschot Athletic Club
 
Jarige van de dag...
Geen jarige gevonden.
De beginjaren

Alfred Grisar, achterkleinzoon van Jean-Martin en zoon van Ernest Grisar, kreeg van zijn vader een stuk grond van 19 hectaren welke hij in 1895 op het Kiel kocht en waar zich de Hippodroom van Beerschot bevond met tribunes, stallen, vestiaires en buffet.

Tijdens zijn vakantie in 1899 stuurde Alfred het idee naar zijn vader om een sportclub op te richten, waaronder de meeste sporten die door de Engelse adel werden beoefend. Deze verklaarde zich akkoord en vroeg om een volledig project op poten te zetten. Zo werd beslist tot de bouw van een nieuwe club op 3 september. Door het plotse overlijden van vader Ernest op 20 november te Parijs werden de voorbereidingen tijdelijk stopgezet om dan op 1 februari 1900 de draad terug op te nemen.

De quasi-wonderbaarlijke ontdekking van delen uit het dagboek van Alfred Grisar leert ons dat de oorspronkelijke bedoeling was om een omni-sportclub op te richten met 9 afdelingen zijnde:

1 Wielrennen
2 Voetbal
3 Karabijnschieten
4 Toerisme
5 Cricket
6 Tennis
7 Paardensport
8 Automobilisme
9 Loopkoersen

Alfred Grisar, 18 jaar, ten tijde van het neerschrijven van het dagboek, leerling in Engeland, ontwikkelde veel Angelsaksische gewoontes. Verderop in het dagboek vinden we een kaart van de toekomstige installaties door hem getekend. We leren daaruit dat hij oorspronkelijk de nieuwe sportclub “Antwerp Sporting Club Beerschot” wou noemen met als kleuren blauw en rood.

Het paars en wit

De kleuren vinden hun oorsprong in het verlangen van Alfred Grisar die in de halve-rouw van zijn vader was. Dit verklaart de aanwezigheid van het paars in de clubkleuren.

De betekenis van “Beerschot”

De eerwaarde priester, Floris Prims, vooraanstaande archivaris van de stad Antwerpen zegt hierover het volgende:

De naam “Beverschot” verschijnt voor het eerst in 1155 in een akte van Nicolas de Chièvres, Bisschop van Cambrai. De terreinen zijn opgenomen onder: “terra de beverschot, cum mansis, pratis et pascuis” (land van beverschot, met boerderijen aldaar, weilanden en velden) en verkocht aan de Orde der Norbertijnen van de Sint-Michielabdij.

Het moerassige gedeelte noemde Bernescot, het beboste gedeelte Bernescothage. Het gedeelte bernescot bevond zich tussen de Schelde, Kronenburg, Esplanadestraat, Markgravelei en de gebieden Wilrijk en Hoboken. Het noordelijke gedeelte genaamd “Kyle” het zuidelijke gedeelte “Bernescot”. Dit zuidelijke gedeelte was opgedeeld in een lager terrein “Gebroecte” van het Kielsbroeck en Hobooksebroeck en het beboste gedeelte “Bernescothage”.

De naam “Kyle” (Kil, Kiel) staat voor rivierbocht, meer bepaald een diep water tussen twee zandbanken zoals meestal voorkomt in een rivierbocht. Het is niet uitgesloten dat op het Kiel een klein haventje was, gebouwd door de inwoners van de omgeving.

De naam “Bernescot” is een samenvoeging van de woorden “berne” (beer) en “schot”. Volgens het woordenboek leert dit ons :

Berne = Gevaar
Beer = Vierhoevig zoogdier, mannelijk zwijn, Dam
Schot = Omheining, muur

Uit het woord “Bernescot” kunnen we dus verstaan een omheining voor bescherming tegen gevaar. Als we dan weten dat in het moerassige en beboste gedeelte grote horden zwijnen graasden, dan is het maar natuurlijk dat de bewoners omheiningen bouwden om zich van het gevaar te vrijwaren. Dit was zeker geen ingebeeld gevaar daar de zwijnen de regio teisterden. Vinden we in het “Beerschot”-logo ook niet een beer en drie eikels? “Bernescot” wordt “Beerschot ” door fonetische aanpassing, duidend op een omheining opgericht om tegen de kudde te beschermen.

Dit gezegd zijnde gaan we verder met onze historische trektocht. In 1186 vinden we op een kaart van Henri I de naam van “Berenschot” terwijl in 1469 bepaalde geleerden spreken van “Beerschot” en er in 1452 al sprake is van een “Beerschothof”. Dat Beerschothof behoorde in 1522 toe aan een zekere Adriaen Elout, welke na zijn dood dit overlaat aan zijn neef. Nicolas Groeck-Roberts koopt het in 1589 voor de prijs van 4800 florijnen om het in 1610 door te verkopen aan Adriaan de Witte, griffier van de Weezenkamer van Antwerpen en aan de heren M. Van Buerstede en Vekene.

Gedurende meer dan 280 jaar blijft het domein eigendom van de familie de Witte. De laatste “de Witte” welke eigenaar van de beerschotgronden was, was baron Jean de Witte die het terrein in 1891 verkoopt aan de heer Ed. Fr. Walschaerts-Severin die het op zijn beurt enkele jaren later doorverkoopt aan de heer Van Tichelen.

De familie Van Tichelen verkoopt een eerste stuk van het terrein voor de aanleg van de Boomsesteenweg en in 1919 een tweede stuk voor de aanleg van de VIIe Olympiadelaan, maar dat is dan weer een ander verhaal.

Verschillende grootte Antwerpse families bezaten een buitenverblijf op het Kiel. Het abdijdomein van Abt Teniers aan de huidige Abdijstraat, vandaar de naam, en de de Wittestraat, 't is te zeggen vlak achter de kleine tribune van het voetbalstadion.

De toegangspoort van de abdij was bovenaan versierd met het wapenschild van abt Teniers. We zien een afgerichte beer omgeven door drie eikels boven het latijnse devies “TENE QUOD BENE”. Het wapenschild is ook versierd met een mijter en twee herdersstaven aan de bovenkant terwijl twee clusters van kwastjes de onderkant sieren.

Het devies “TENE QOUD BENE” is eigenlijk een woordspeling in het latijn van “Teniers” (in het Frans “Tenir” wat “houden” betekend) en wil zeggen “Houden wat goed is.”

Het zijn de aangrenzende terreinen, het beerschothof, welke verworven werden door de familie Grisar. Deze zouden de “Beerschot” worden. Bij het opstarten van de club gebruikt Alfred Grisar het wapen en het motto, behoudt alles maar verwijderd de kerkelijke attributen.

Een eerste Bestuur

Het is dus op 1 februari 1900 dat vijf sportieve vrienden, Alfred Grisar, Max Elsen, Edouard Lysen, Charley Hunter en Paul Muller de Beerschot A.C. oprichtten. Ze legden de basis en statuten van de club vast welke van kracht zouden gaan op 16 februari eerstkomend. Zich omringend door een erebestuur en oprichtende leden waarvan hierna de samenstelling:

Voorzitter: Alfred Osterrieth.
Erebestuur:
Leden:Maurice Joostens
Eugène Kreglinger
Max Schnizler
Fritz van den Abeele
Oprichtende Leden:
Stanley A.G. Andreae Hyppolyte Joostens
Carl de BaryEdouard Lysen
Max ElsenHerbert Martens
L. Evan-ThomasPaul Meurs-Gerken
Alfred GeversMarcel Morren
Emile GrisarPaul Muller
Alfred GrisarAdolf Scheibler
Alfred HavenithBaron G. van Schlumberger
Paul HavenithC.W. Twelves
Charley Hunter

De eerste voorzitter was in 1900 Max Elsen die daarna in 1901 voorzitter van de tennisafdeling zou worden en vervangen worden door Paul Havenith.

De eerste installaties

Paul Havenith besteedde zijn tijd aan het uitbreiden van de installaties en het verhogen van het ledenaantal alsook het nodige kapitaal te vergaren om van de vereniging een Naamloze Vennootschap te maken. De oude paardenrenbaan diende deels omgevormd te worden naar een voetbalveld waarbij later een tweede terrein zou komen voor de hockey. Deze terreinen stonden bekend destijds als de beste van het land.

Een tennisveld op cement dient aangelegd te worden gevolgd door eenzelfde tweede terrein. De tribunes van de paardenrenbaan worden een Buffet-restaurant en men plaatste een gedeelte van de tribune ter hoogte van het middenveld van het voetbalterrein. De bestaande kleedkamers voor de ruiters tegen de muur van het klooster, blijft gehandhaafd voor de leden en spelers van alle sporten.

De inhuldiging van de nieuwe installaties vond plaats op 6 mei 1900. In het midden van een grote rijkdom, het resultaat voldeed grotendeels aan de verwachtingen van de promotors, omdat opnieuw leden massaal bijeenkwamen om in 1901 het cijfer van 275 aangeslotenen te bereiken.Een voetbalwestrijd werd ter gelegenheid gespeeld tussen de eerste teams van Beerschot en Antwerp. De uitslag: 6-1.

Voetbal was de favoriete sport van Alfred Grisar. Hij nam contact op met de gebroeders Friling, welke bij Antwerp Football Club speelden en waarvoor hij ook enkele matchen uitkwam. Op het einde van het seizoen kwam er een groot aantal spelers over van Antwerp FC, waaronder: Albert en Fernand Friling, Herbert en Walter Potts, de gebroeders Jacobs, Frédéric van den Abeele, Louis Grisar, Florent Voets, Turnbull, Philip Wulff en Jean Robijns. Zij vormden de kern van een zeer goede voetbalploeg die schitterend debuteerde in het kampioenschap van de Belgische eerste divisie, seizoen 1900-1901, door als tweede te eindigen.

Onder de voorbeelden van toewijding voor de club, noteren we Alfred Grisar, hoewel verblijvend in Hamburg in 1901, wekelijks naar België afreisde om deel te nemen aan de wedstrijd. Evenzo Albert Friling die enkele jaren later wekelijks overkwam van Londen om zijn ploeg te versterken. Het is in oktober 1900 dat Frédérik van den Abeele, wiens zoon bij Beerschot speelde, een bronzen trofee schonk, later bekend als “het koperen dingetje”. Het is vanaf dan dat de beroemde wedstrijden België-Nederland ontstonden waarvan de eerste gespeeld op Beerschot op 28 april 1901 voor 300 toeschouwers.

Tot het seizoen 1904-1905 was het telkens Beerschot dat instond voor de organisatie, het is pas het daaropvolgende seizoen dat het verbond, de U.R.B.S.F.A., de voorloper van de K.B.V.B., besliste om een selectiekomitee samen te stellen en de officiële organisatie op zich te nemen.

Vanaf 1905 met Pasen, richtte Beerschot een internationaal voetbaltornooi in onder de naam "De week van Beerschot" waaraan de beste amateurclubs uit Engeland, Nederland, Frankrijk en België deelnamen en het succes zonder weerga was. Dit tornooi werd betwist tot in de jaren zestig.